Berlijn ligt in het Oosten
Imke De Graaf • 30 december 2018
Over ACT en voornemens
Ja hoor, daar zijn we weer, op het ‘en nu écht!’-punt. Met frisse strijdlust of een nauwelijks verholen gebrek aan vertrouwen in eigen kunnen, op de barricades voor een ander 2019. Goede voornemens, mensen! Ik heb er twee, eentje is nieuw en het andere zeul ik al jaren met me mee. Mijn nieuwe voornemen voor het nieuwe jaar is: leren jongleren! Ik vind het leuk om iets compleet nutteloos te leren (wat?! nutteloos?! oog-hand coördinatie, mindfulness in beweging, het aanleggen van nieuwe verbindingen tussen de twee hersenhelften, hoe zinvol wil je het hebben?) en het lijkt me gewoon heel cool om in de klas ineens achteloos met drie etuis te gaan jongleren. Ik ben al begonnen. Dat wil zeggen, ik heb YouTube geraadpleegd en de jongleerballen uit de speelgoedkist gevist en ben toen blijven steken bij stap 1, waarbij je overgooit van de ene naar de andere hand met één bal. En ja, dat moet je dus oefenen, want dat moet op een bepaalde manier, waarbij…afijn, ik ben daar nog mee bezig. Het tweede voornemen is mijn persoonlijke gouwe ouwe: het oefenen van geduld. In de file geef ik me moeiteloos over aan de situatie en op school met mijn leerlingen leg ik zonder problemen 25 keer hetzelfde uit, maar als mijn eigen leerproces het tempo van een auto in de spits heeft dan heb ik het zwaar. De weg naar wat ik voor ogen heb is me vaak te lang. ‘Gij zult een succesvolle, gewaardeerde therapeut en docent zijn, met een oneindig arsenaal aan tools en techieken om eenieder te bieden wat hij nodig heeft!’ preekt mijn hoofd. ‘Wat zegt gij? Al doende leert men? Haha, dat geldt wellicht voor de rest van de wereld, maar gij zult alles in één keer kunnen!’ Tsja.
Gelukkig ben ik al weer een paar jaar bezig met ACT en dat helpt. Enorm. Door ACT (Acceptance and Commitment Therapy) lukt het me beter om die stem in mijn hoofd op te merken en er om te lachen. Roept u maar, dan ga ik ondertussen mijn gang, op mijn manier en in mijn tempo. Ik oefen elke dag om mild en geduldig te reageren op mezelf, als weer eens blijkt dat ik geen perfecte vrouw, moeder, echtgenote, zus, vriendin, therapeut, trainer of docent ben. Wat mij geholpen heeft is een simpele uitspraak die ik een hele tijd geleden ergens opving: Berlijn ligt in het oosten.
Goed, dat is niets nieuws. Maar als je ’s morgens op de fiets stapt om een eindje te rijden, dan maak het nogal wat uit of je je voorneemt naar het oosten te fietsen of naar Berlijn. Het oosten is easy, als je drie straten verder omvalt heb je toch gedaan wat je je voorgenomen had. Had je je daarentegen ten doel gesteld Berlijn te bereiken dan is de kans groot dat je ergens halverwege teleurgesteld en uitgeput in de berm ligt. Met andere woorden, het werkt soms beter te bedenken welke kant je op wil, dan waar je precies uit wil komen. Natuurlijk, in bepaalde gevallen is een heel concreet doel hebben juist erg helpend, zeker als het om iets gaat dat je op korte termijn wil bereiken, of wat te maken heeft met één specifiek aspect van je leven. Ik wil een familiereünie organiseren of ik wil een andere baan vinden of ik wil een 6 gemiddeld voor Frans op mijn rapport. Maar als het gaat over de lange termijn, over ondersteuning vinden om je leven te leiden op een manier die bij je past, dan helpt een heel specifiek doel je niet. Want we weten allemaal dat er altijd dingen op je pad komen die je niet bedacht of gewild had. Dan is Berlijn ineens onbereikbaar geworden. Of je komt er halverwege achter dat Berlijn misschien toch niet de plek voor jou is.
Als het gaat over grote vragen, zoals ‘waar wil ik naar toe met mijn leven / huwelijk / werk?’ of ‘wat voor soort iemand wil ik eigenlijk zijn?’ dan helpt het om niet te denken in termen van concrete doelen, maar juist waarden als uitgangspunt te nemen. Je kiest een richting, niet een eindpunt. Dan kun je vanaf dag 1 bedenken welke stap een stap in de goede richting is, en is één stap tegelijk al goed. Als ik dat vertaal naar de goede voornemens voor morgen, verandert ‘ik wil 60 wegen’ in ‘ik wil goed voor mezelf zorgen’ en ‘ik wil een harmonieus gezin’ in ‘ik wil (bijvoorbeeld) betrokken en verdraagzaam zijn’. Per dag, per keer, per keus, bedenk je wat past bij die waarden. Neemt iemand die goed voor zichzelf zorgt de auto of de fiets? Hoe reageert een betrokken, verdraagzame ouder op haar norse puber? Als je vanuit waarden denkt heb je eindeloos veel kansen om te doen wat goed voelt. En omdat je wel steeds bijstuurt, maar geen einddoel hebt, kunnen je voornemens jaren mee. ’t Is maar een tip!
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.