Blog Layout

Puppytraining voor pubers

Imke De Graaf • 2 februari 2022

Mijn zus heeft een hond. Het is een schattige labradoodle-pup met rommelig roodbruin haar, genaamd Faas. Laatst gingen we hem samen uitlaten. Ze had er inmiddels een paar lessen puppytraining op zitten en dacht dat Faas en zij klaar waren voor een stukje loslopen in het bos. Op een kruispunt van bospaden zaten drie stoere mannen in oranje hesjes uit te puffen naast een stapel boomstammen. Faas voelde meteen een klik en rende aandoenlijk tussen de mannen op en neer. Mijn zus keek even vertederd naar haar hondenbaby en wilde toen verder lopen. ‘Kom, Faas! Kom maar! Kom!....Faasje, kom!’ Faas kwam niet. Na rustig en kordaat probeerde ze het gehurkt en een octaaf hoger. Faas kwam niet en de mannen hadden lol.


Wat gezucht, gedoe, gelach en hondensnoepjes verder liep Faas weer braaf aan de lijn. ‘Nou ja, ik heb ook pas drie lessen gehad’, zei mijn zus. Ik bedacht dat puppytraining eigenlijk voor iedereen een goeie les is, ook als je geen hond hebt. Om te ervaren dat je alleen met geduld en veel oefenen kunt voorkomen dat je pup met zijn aangeboren nieuwsgierigheid de duur en de route van de middagwandeling bepaalt. Ouders die wanhopen over het gebrek aan focus van hun kind tijdens het huiswerk maken en collega’s die klagen over het telefoongebruik van hun leerlingen hebben andere verwachtingen van jongeren dan mijn zus van Faas. Mijn zus nam Faas niks kwalijk. Hij volgde gewoon zijn neus.


Het puberbrein is een brein in ontwikkeling. Het is met name gericht op de korte termijn. Een positieve prikkel NU wint het bij de meeste jongeren met gemak van een gewenst doel op langere termijn. Zeker als de prikkel iets te maken heeft met andere jongeren, want aansluiten bij de peergroup heeft prioriteit. Een TikTok-filmpje is voor een tiener als een verse drol voor Faas. De natuurlijke neiging te kijken is sterk. Het heeft niet zoveel te maken met ‘eigenlijk wel weten dat het beter is om nu echt even wiskunde te doen’, met onwil of met luiheid. De aandacht wordt gekaapt en weg is je kind.


Een TikTok-filmpje is voor een tiener als een verse drol voor Faas.



De overeenkomst tussen een puppy en een puberbrein helpt ons bedenken welke houding past bij de begeleiding van pubers en hoe een puppytraining voor pubers eruitziet.


1.      Houd oog voor de puppy in je puber.


Het is heel moeilijk Faas irritant te vinden. Kijk die foto. Als hij niet luistert, alles vies maakt, de nieuwe bank onderplast en zijn speeltjes binnen een dag sloopt is dat niet leuk, maar HIJ is even schattig. Want ja, hij is nou eenmaal een pup, en het hoort er allemaal bij. Hetzelfde geldt voor je puber. Brutaal doen, of humeurig, over grenzen gaan en steeds maar weer bezig zijn met dingen die er volgens jou niet zoveel toe doen, is typisch pubergedrag. Het hoort bij de levensfase van je kind, dat daardoor leert zelfstandig te worden. Als je moeite hebt met de manier waarop je puber zichzelf en de wereld ontdekt, hou jezelf voor dat dit jouw puppy is. Even nieuwsgierig en zoekend als toen hij of zij een peutertje was. Ook als ze inmiddels 1.80 m zijn, en hard hun best doen er niet meer schattig uit te zien.


2.      Het richten van de aandacht is een vaardigheid die je kunt trainen.


Bij de puppycursus wordt het eindeloos herhaald, als ik mijn zus moet geloven. Ongepast gedrag negeren, gewenst gedrag belonen. Elk goed uitgevoerd commando uitvoerig prijzen, en een snoepje erin. De basis werkt ook voor je puber. Het lukt niet vanzelfsprekend om elke dag zonder morren een uur huiswerk te maken. En als je denkt dat jij dat vroeger wel alle dagen deed…think again. De meeste tieners vinden het moeilijk. Hoe help je kinderen die het niet lukt zich op hun huiswerk te concentreren? Ga ervan uit dat ze vaak afgeleid raken, zodat je niet geïrriteerd reageert als dat inderdaad gebeurt. Geduldig opnieuw beginnen. Kleine stukjes tegelijk, pas iets erbij als het lukt. Als jouw kind al na tien minuten begint te draaien, dan begin je met tien minuten. Tien minuten huiswerk maken, en dan even een mini-beloning: een compliment, een duim omhoog, een vrolijk liedje luisteren, iets drinken. Ook naast het huiswerk maken zijn er heel veel manieren om te oefenen met het richten van de aandacht. Bij aandachtsoefeningen hoef je heus niet stil te zitten op een kussen in een wierookgeur. Wat bijvoorbeeld ook kan:

-         Met je ogen dicht luisteren naar de geluiden die je hoort. Benoem het geluid dat het verst weg is en ga langzaam door dat je bij je eigen ademhaling bent.

-         Beschrijf iets zo nauwkeurig dat een ander, die het niet ziet, het kan tekenen (en probeer dit uit, samen!).

-         Probeer zo lang mogelijk stil te staan op één been, als het makkelijk is met je ogen dicht.

-         Proef iets alsof het de laatste keer is dat je het zult eten in je leven.

-         Volg je ademhaling en tel in je hoofd tot 4 bij elke inademing, en tot 6 bij elke uitademing.

-         Ga wandelen en focus je aandacht op alles van een vooraf gekozen kleur (kies ieder een eigen kleur) of op vogelgeluiden.


3.      Laat je pup los wanneer het kan.


Sommige honden kunnen nergens loslopen, omdat hun baasjes er niet op kunnen vertrouwen dat ze terugkomen als ze geroepen worden. Andere honden lopen probleemloos mee. Jij weet zelf wel wat voor puberpup je hebt. Jij bepaalt hoeveel vrijheid je kind aankan. Als jouw kind zijn huiswerk vergeet zo gauw er een appje binnenkomt, dan betekent ‘aan de lijn’ in jouw geval misschien huiswerk maken zonder telefoon. Of aan de keukentafel. Gaat het goed, dan kan er steeds een beetje meer.


Een puppy wordt niet vanzelf een voorbeeld-huisdier. Een kind wordt niet vanzelf een zelfstandige student. Voor allebei geldt: oefening baart kunst en wij wandelen eerst een hele tijd mee. Tot zover de overeenkomsten. De verschillen zijn er ook. Het enthousiasme waarmee een puppy je elke ochtend weer begroet! Nét een puber…toch?


Dit delen:

door Imke De Graaf 23 september 2024
Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.
door Imke De Graaf 17 maart 2024
Ik heb het afgelopen jaar minstens vijf jongeren onder de 21 gesproken die met afgrijzen hun verjaardag dichterbij zagen komen. Twee daarvan waren mijn eigen kinderen. Niet vanwege twijfels over het soort feestje, de gastenlijst, playlist of outfit, maar vanwege de te snel naderende Toekomst. ‘Straks ben ik 18! 18! En ik weet nog niet eens wat ik wil gaan doen!’ ‘Ik word 20! Ik krijg het er gewoon benauwd van, ik wil het echt niet!’ De toekomst hangt samen met Grote Keuzes (studie, baan, partner, woonplaats) en Moeilijke Dingen (studieschuld, woningnood, technologische innovaties die de arbeidsmarkt sneller veranderen dan we kunnen bijbenen). Het maakt niet uit hoe vaak mijn collega’s en ik zeggen dat de meeste loopbanen geen rechte lijnen zijn en dat een studiekeuze EEN keuze is, niet DE keuze die de rest van je leven bepaalt. De behoefte aan houvast is zo groot dat leerlingen nog net niet smeken om een briefje met daarop hun naam en de studie, onderwijsinstelling en stad die het moeten worden. Eerder deze week sprak ik een mentorleerling die een meeloopdag had gedaan en niet genoeg had gevoeld. Hij had gehoopt op een golf van enthousiasme die zekerheid bracht. De golf was er niet geweest en nu twijfelde hij weer. ‘En ik heb ook nog geen Plan B!’ riep hij, paniek in zijn stem. De studietijd is allang geen periode meer waarin je op eigen benen leert staan, waar je weg van de veiligheid van thuis leert wie je bent en wat je kunt en langzaam een pad ziet opdoemen in de mist. Niet in de ogen van veel jongeren tenminste. Enerzijds wonen ze, vaak noodgedwongen, te lang onder papa en mama’s vleugels, anderzijds worden ze al in hun examenjaar aangemoedigd te netwerken via social media, hun competenties toe te voegen aan hun cv en onderscheidend vrijwilligerswerk te overwegen. Je traint de F-jes niet omdat je elke dag zin hebt in voetballen, maar om je maatschappelijke betrokkenheid en coachingsvaardigheden op LinkedIn te kunnen zetten. Je baan bij de supermarkt betaalt je biertjes, maar zegt ook iets over je klantvriendelijkheid of leiderschapskwaliteiten. Hopelijk is het allebei. Heb je er lol in en leer je er iets van. Wat mij stoort is de meritocratische manier van kijken die onze jongeren van ons leren: alsof de som van je vaardigheden, inzet en prestaties bepaalt of je ‘goed bezig’ bent, of zelfs hoe goed je bent. Het economische narratief dat onze blik bepaalt definieert ervaringen. Het ene schoolvak is belangrijker dan het andere, ‘want je kunt er later meer mee’. En dat geldt ook voor bijbaantjes, hobby’s en verenigingen waaraan je je tijd besteedt. Het idee dat je allerlei ervaringen opdoet om zoveel mogelijk te leren over jezelf en wat bij je past, en dat je schooltijd en studietijd daar de ideale periode voor zijn, is voor veel jongeren verworden tot iets anders. Niet het uitproberen en het zoeken is hun opdracht, maar het verzamelen van een lijst vaardigheden en prestaties. Harder, better, faster, stronger. Een onderzoeksrapportage met die titel beschreef vorig jaar de risicofactoren van prestatiedruk en stress onder jongeren. In het rapport wordt beschreven hoeveel jongeren zich overbelast voelen door de hoge eisen die ze aan zichzelf stellen of die de maatschappij in hun beleving aan hen stelt. Ze zijn constant in competitie met anderen en met zichzelf; na elke genomen horde wacht een volgende. In de levensfase die draait om identiteitsontwikkeling is onzekerheid over je route normaal is, maar de prestatiegerichtheid van de maatschappij lijkt geen ruime te bieden voor een route met omwegen, en dus neemt de stress toe. We kunnen de wereld niet langzamer laten draaien. In de coronatijd ervoeren veel mensen hoe heilzaam een trager tempo was, maar inmiddels zijn we weer terug op het pre-pandemieniveau, als de filedrukte een graadmeter is. We kunnen wel genoeg andere dingen doen die goed zijn voor onszelf en onze kinderen. Door anders te kijken, en andere woorden te gebruiken voor wat we zien gebeuren, veranderen we de betekenis van ervaringen. In plaats van te denken in passief of actief, waarbij in onze maatschappij de actiestand altijd wint, kunnen we denken in aandachtig zijn of opbrengstgericht zijn. Bewust worden of onbewust handelen. Voor onszelf helpt het als we ‘niks doen’ reframen als reflectie, want zonder reflectie geen ontwikkeling. Zo zitten we anders op de bank, naar buiten te kijken, lopen we anders een blokje om. Voor onze kinderen en leerlingen helpt het als we ons eigen pedagogisch handelen aanpassen aan die andere manier van kijken, waarbij de tijd om te zoeken als zinvol wordt beschouwd. De tegenstelling wachten of ingrijpen wordt dan vertrouwen of beheersen. Natuurlijk zijn er momenten waarop je moet ingrijpen; opvoeden is ook sturen en begrenzen. Soms is opvoeden niks doen en dan is de houding waarmee je dat doet essentieel. Ongeduldig wachten ‘tot ze eens aan de gang gaan’ of erop vertrouwen dat er een zinvol innerlijk proces gaande is. Ik geloof dat het alle verschil maakt voor jonge mensen als hun opvoeders uitstralen dat zoek-tijd, twijfel-tijd, niks-tijd, gewoon tijd, soms precies is wat je nodig hebt om een volgende stap te kunnen zetten. Niet elke vorm van groei is zichtbaar of meetbaar. Een goeie tuinman trekt niet aan de planten maar geeft water en mest en wacht geduldig. We zijn de balans kwijt. Er is alleen de actiestand. Zelfs het niksen wordt actief ingevuld; al is het maar scrollend. Stoppen met doen is hartstikke moeilijk. Het leidt meteen tot onrust, ‘want het levert niks op.’ Onze kinderen leren niet zomaar de onrust te omarmen en de onzekerheid te verdragen. Ze leren het van ons, van wat wij doen en hoe wij op ze reageren. Nu de positieve afsluiter: je kunt er heel makkelijk mee oefenen, want je hebt er niets voor nodig, anders dan het besef dat je anders wil gaan kijken naar niksen. Voor jezelf, je kinderen of je leerlingen. En dan ga je gewoon het bos in: ogen en oren open, lopen maar. Staat je school niet in het bos, en wil je hier toch mee aan de slag? Dan heb ik ook werkvormen voor je om in de klas te gebruiken, om te starten met stilstaan en te praten over hoe dat is. De werkvormen zijn gebaseerd op Acceptance and Commitment Training (ACT). Kijk op www.act2go.nl De woordparen die ik hier gebruikt hebt, hoorde ik in de podcast Onderwijs leiden met hart en ziel #28, waarin pedagoog Joop Berding wordt geïnterviewd n.a.v zijn boek Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld . Ik kan de podcast van harte aanbevelen.
MEER BLOGS »
Share by: