Chill, puber
Imke De Graaf • 2 februari 2018
Tegenwoordig kijk ik niet meer op van een scholier met burn-outverschijnselen. Elke dag krijg ik wel een mailtje over een congres of studiedag over depressies onder jongeren. Ik hoef niet te gaan, want ik ben er inmiddels bekend mee. Ik spreek regelmatig tieners die de lat zo hoog leggen dat ze er ziek van worden of die langdurig somber zijn omdat ze het allemaal niet meer weten. Uit een onderzoek van Metro afgelopen jaar bleek dat 63% van de jongeren tussen de 18 en 34 jaar een psycholoog heeft bezocht, voornamelijk vanwege stressgerelateerde klachten. Jongerenkrant 7Days kwam met vergelijkbare cijfers na hun onderzoek onder scholieren: 75% ervaart de druk als te hoog. Er wordt veel geschreven over de oorzaken van deze trieste trend en, geholpen door twintig jaar ervaring in het voortgezet onderwijs, wil ik wel even samenvatten wat er speelt. Zonder te pretenderen volledig te zijn.
Leave a comment
De gemiddelde millenial is chronisch overprikkeld. Daar komt het op neer. Zo gauw ze wakker zijn staan jongeren ‘aan’, zijn ze in contact met anderen, moeten ze reageren. Leave a comment, hup, schiet op! Ze zien de hele dag foto’s en posts voorbij komen van leeftijdgenoten die het allemaal voor elkaar lijken te hebben. Ze horen en zien dus de hele dag wat er mogelijk is. Hoe hun leven er ook uit zou kunnen zien, als ze het goed aanpakken. Zowel vóór als direct na een drukke schooldag gaat het bombardement van meningen en must haves door. Waar wij als volwassenen vroeger thuis even konden bijkomen van het Grote Vergelijken met klasgenoten, even gewoon ons onduidelijke zelf konden zijn, neemt de puber van nu zijn peer pressure letterlijk mee naar bed. Geen adempauze. Het bijhouden van de apps en posts kost uren per dag en niet meedoen lijkt geen reële optie. Het constante verkeer via social media is zo dwingend dat de meeste pubers zich daar niet aan kunnen onttrekken. Wie een puber heeft, weet het: de telefoon is er altijd. Vaak houden ze tijdens andere activiteiten al één oog op hun mobiel, maar als er even niks anders te doen is, dan sowieso. Elke mogelijke seconde stilte wordt opgevuld met een informatiestroom van buiten. Zo hoef je je nooit te vervelen. Zo is er nooit tijd voor reflectie. Zo kun je blijven wegduiken voor wat er van binnen gebeurt.
Het leven is maakbaar, of…?
In die veelheid van voorbeelden is het al bijna niet te doen om te bepalen wat jij wil, hoe je zelf wil zijn, wat bij je past. En onze kinderen lijken er steeds minder ruimte en steeds minder tijd voor te krijgen. Ik ben zelf een goedbedoelende ouder die het beste wil voor haar kinderen, dus ik wil niemand voor het hoofd stoten. Maar wat ik om mij heen zie vind ik soms heel pijnlijk. Ouders zijn zo bang dat ze hun kind tekort doen of een mogelijkheid onthouden, dat de hulptroepen al in de kleuterklas worden ingeschakeld. Er komt hulp voor jou, want jouw tempo is niet goed genoeg. Waar talent lijkt te ontbreken wordt ondersteuning aangevraagd. The only way is up. Vaak begrijpelijk en soms ook heel terecht, maar we slaan er wel in door. Alsof er maar één route is naar een fijne toekomst: die van een vlekkeloze schoolloopbaan, een mooie carrière en maatschappelijk succes. Wat dat dan ook mag zijn. Het is een wrange paradox: alles lijkt nu mogelijk, voor iedereen die er zijn best voor wil doen. En nu alles kan, wordt iedereen aangespoord hetzelfde te kiezen. Een theoretische opleiding, liefst vwo. Als het er misschien in zit, dan proberen we het er uit te halen. Helaas wordt soms vergeten dat een kind meer is dan zijn cognitieve capaciteiten. Dat niet elk kind dat het vwo aankan, daar ook op zijn plek is. De focus op presteren maakt kinderen blind voor wie ze zijn. Bovendien, ook kinderen die de vrijheid voelen om zelf een richting te kiezen weten het soms niet of willen soms iets niet. Omdat het pubers zijn. Omdat dat precies is waar de puberteit om draait: zoeken, draaien, uitproberen, ontdekken. Dat mag tijd kosten. Soms zijn de schoolresultaten dan even niet het belangrijkst. Veel ouders, en dus ook hun kinderen, durven de tijd niet te nemen. Hebben niet het vertrouwen dat de zoektocht iets oplevert. Dus spreek ik bezorgde tieners die ‘al drie weken’ niet lekker in hun vel zitten en gestreste kinderen die voor hun zelfvertrouwen afhankelijk zijn van een 8 gemiddeld. Ik neem iedereen serieus en zoek naar de juiste reactie op de zorg die ze uitspreken, maar steeds vaker komt die reactie hier op neer: Het mag. Het mag gewoon, dat je je even rot voelt, dat je het even niet weet. Het hoort gewoon bij het leven. Als je een keer minder scoort ben je niet minder waard. Niet elke dag hoeft een topdag te zijn en je hebt ook geen haast.
Vol, voller, volst
Daar zit je dan. Je bent 16. Je wil ook die must haves, dus je werkt 15 uur in de week in de supermarkt. Je wil goede cijfers halen, want dat is belangrijk. Dat hoor je de hele dag thuis, en op school. Je moet wel leuk reageren op de foto’s van je vrienden, en in de app meepraten over de laatste ruzie in de vriendengroep. Het examenjaar komt dichterbij en je weet nog niet zeker wat je wil doen met je leven. Of je weet het wel, maar uren werken levert toch niet de cijfers op die je nodig hebt om te kunnen ontspannen. Soms ben je helemaal niet blij of heel onzeker, maar dan krijg je veel likes op je laatste Instagrampost en dan gaat het wel weer even. Tot het niet meer gaat.
Het kan ook anders
Dit is wat ik wil: jongeren laten ervaren dat het wél kan. Even stoppen met dingen moeten en reageren op anderen. Even stilstaan bij wat er is. Niet jagen of stressen of jezelf vertellen dat je beter, slimmer, knapper, leuker moet zijn. Verdrietig, bang, onzeker, in de war zijn als je dat bent, en daar mee kunnen leven. Dus ik zoek naar de manier waarop. Hoe krijg ik die boodschap overgebracht? Ik geef mindfulnesstrainingen aan scholieren. Het is goed zoeken naar de vorm. Ik kom niet in lange paarse gewaden met een klankschaal naar de les, maar toch moet ik opletten. Welke woorden kies ik? Hoe maak ik de oefeningen toegankelijk voor jongeren? Leerlingen die zich opgeven vallen nagenoeg allemaal in dezelfde categorie: hardwerkende, serieuze, lieve, perfectionistische meisjes. Afgelopen week had ik vier afmeldingen omdat het proefwerkweek was. ‘ik wil leren hoe ik anders om kan gaan met de eisen die ik mezelf opleg, maar nu niet, want nu moet ik leren’. Een leerling die er wel was zei dat het niet gelukt was een oefeningen van 2 (TWEE) minuten te doen die week, omdat ze te druk was geweest met de toetsen. Ik ben blij dat ik de training mag geven, dat de noodzaak erkend wordt op mijn school. Dat deze meisjes, die in de klas geen aandacht vragen, gezien worden. Maar ik vind het jammer dat ze eerst bijna moesten omvallen. Dat ze naar een aparte training moesten, alsof ze uitzonderingen zijn. Kwetsbaarder dan alle andere mensen.
Ik zou willen dat deze meisjes, en al hun leeftijdsgenoten, regelmatig horen dat het goed is om soms even stil te staan. Even niks. Ademen. Naar binnen kijken. Dat ze vaak horen, thuis en op school, dat het normaal is dat je dan onzekerheid tegenkomt, of twijfel, of verdriet. Dat dat oké is en dat je daar mee om kunt leren gaan. Dat ze steeds weer horen, van allerlei soorten mensen, jong en oud, yogajuf of economieleraar, dat er vaardigheden zijn die je daarbij kunt inzetten. Dat iedereen daar iets aan heeft en dat het de normaalste zaak van de wereld is om daarmee te oefenen. Dat je kunt leren aardig te zijn voor jezelf. En het allerliefste zou ik willen dat onze pubers mede daardoor leren vertrouwen op zichzelf. En geloven dat ze linksom of rechtsom, snel of langzaam, hun plek zullen vinden.
Voor wie dit leest, dit is een oproep!
Dit delen:

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.

Ik heb het afgelopen jaar minstens vijf jongeren onder de 21 gesproken die met afgrijzen hun verjaardag dichterbij zagen komen. Twee daarvan waren mijn eigen kinderen. Niet vanwege twijfels over het soort feestje, de gastenlijst, playlist of outfit, maar vanwege de te snel naderende Toekomst. ‘Straks ben ik 18! 18! En ik weet nog niet eens wat ik wil gaan doen!’ ‘Ik word 20! Ik krijg het er gewoon benauwd van, ik wil het echt niet!’ De toekomst hangt samen met Grote Keuzes (studie, baan, partner, woonplaats) en Moeilijke Dingen (studieschuld, woningnood, technologische innovaties die de arbeidsmarkt sneller veranderen dan we kunnen bijbenen). Het maakt niet uit hoe vaak mijn collega’s en ik zeggen dat de meeste loopbanen geen rechte lijnen zijn en dat een studiekeuze EEN keuze is, niet DE keuze die de rest van je leven bepaalt. De behoefte aan houvast is zo groot dat leerlingen nog net niet smeken om een briefje met daarop hun naam en de studie, onderwijsinstelling en stad die het moeten worden. Eerder deze week sprak ik een mentorleerling die een meeloopdag had gedaan en niet genoeg had gevoeld. Hij had gehoopt op een golf van enthousiasme die zekerheid bracht. De golf was er niet geweest en nu twijfelde hij weer. ‘En ik heb ook nog geen Plan B!’ riep hij, paniek in zijn stem. De studietijd is allang geen periode meer waarin je op eigen benen leert staan, waar je weg van de veiligheid van thuis leert wie je bent en wat je kunt en langzaam een pad ziet opdoemen in de mist. Niet in de ogen van veel jongeren tenminste. Enerzijds wonen ze, vaak noodgedwongen, te lang onder papa en mama’s vleugels, anderzijds worden ze al in hun examenjaar aangemoedigd te netwerken via social media, hun competenties toe te voegen aan hun cv en onderscheidend vrijwilligerswerk te overwegen. Je traint de F-jes niet omdat je elke dag zin hebt in voetballen, maar om je maatschappelijke betrokkenheid en coachingsvaardigheden op LinkedIn te kunnen zetten. Je baan bij de supermarkt betaalt je biertjes, maar zegt ook iets over je klantvriendelijkheid of leiderschapskwaliteiten. Hopelijk is het allebei. Heb je er lol in en leer je er iets van. Wat mij stoort is de meritocratische manier van kijken die onze jongeren van ons leren: alsof de som van je vaardigheden, inzet en prestaties bepaalt of je ‘goed bezig’ bent, of zelfs hoe goed je bent. Het economische narratief dat onze blik bepaalt definieert ervaringen. Het ene schoolvak is belangrijker dan het andere, ‘want je kunt er later meer mee’. En dat geldt ook voor bijbaantjes, hobby’s en verenigingen waaraan je je tijd besteedt. Het idee dat je allerlei ervaringen opdoet om zoveel mogelijk te leren over jezelf en wat bij je past, en dat je schooltijd en studietijd daar de ideale periode voor zijn, is voor veel jongeren verworden tot iets anders. Niet het uitproberen en het zoeken is hun opdracht, maar het verzamelen van een lijst vaardigheden en prestaties. Harder, better, faster, stronger. Een onderzoeksrapportage met die titel beschreef vorig jaar de risicofactoren van prestatiedruk en stress onder jongeren. In het rapport wordt beschreven hoeveel jongeren zich overbelast voelen door de hoge eisen die ze aan zichzelf stellen of die de maatschappij in hun beleving aan hen stelt. Ze zijn constant in competitie met anderen en met zichzelf; na elke genomen horde wacht een volgende. In de levensfase die draait om identiteitsontwikkeling is onzekerheid over je route normaal is, maar de prestatiegerichtheid van de maatschappij lijkt geen ruime te bieden voor een route met omwegen, en dus neemt de stress toe. We kunnen de wereld niet langzamer laten draaien. In de coronatijd ervoeren veel mensen hoe heilzaam een trager tempo was, maar inmiddels zijn we weer terug op het pre-pandemieniveau, als de filedrukte een graadmeter is. We kunnen wel genoeg andere dingen doen die goed zijn voor onszelf en onze kinderen. Door anders te kijken, en andere woorden te gebruiken voor wat we zien gebeuren, veranderen we de betekenis van ervaringen. In plaats van te denken in passief of actief, waarbij in onze maatschappij de actiestand altijd wint, kunnen we denken in aandachtig zijn of opbrengstgericht zijn. Bewust worden of onbewust handelen. Voor onszelf helpt het als we ‘niks doen’ reframen als reflectie, want zonder reflectie geen ontwikkeling. Zo zitten we anders op de bank, naar buiten te kijken, lopen we anders een blokje om. Voor onze kinderen en leerlingen helpt het als we ons eigen pedagogisch handelen aanpassen aan die andere manier van kijken, waarbij de tijd om te zoeken als zinvol wordt beschouwd. De tegenstelling wachten of ingrijpen wordt dan vertrouwen of beheersen. Natuurlijk zijn er momenten waarop je moet ingrijpen; opvoeden is ook sturen en begrenzen. Soms is opvoeden niks doen en dan is de houding waarmee je dat doet essentieel. Ongeduldig wachten ‘tot ze eens aan de gang gaan’ of erop vertrouwen dat er een zinvol innerlijk proces gaande is. Ik geloof dat het alle verschil maakt voor jonge mensen als hun opvoeders uitstralen dat zoek-tijd, twijfel-tijd, niks-tijd, gewoon tijd, soms precies is wat je nodig hebt om een volgende stap te kunnen zetten. Niet elke vorm van groei is zichtbaar of meetbaar. Een goeie tuinman trekt niet aan de planten maar geeft water en mest en wacht geduldig. We zijn de balans kwijt. Er is alleen de actiestand. Zelfs het niksen wordt actief ingevuld; al is het maar scrollend. Stoppen met doen is hartstikke moeilijk. Het leidt meteen tot onrust, ‘want het levert niks op.’ Onze kinderen leren niet zomaar de onrust te omarmen en de onzekerheid te verdragen. Ze leren het van ons, van wat wij doen en hoe wij op ze reageren. Nu de positieve afsluiter: je kunt er heel makkelijk mee oefenen, want je hebt er niets voor nodig, anders dan het besef dat je anders wil gaan kijken naar niksen. Voor jezelf, je kinderen of je leerlingen. En dan ga je gewoon het bos in: ogen en oren open, lopen maar. Staat je school niet in het bos, en wil je hier toch mee aan de slag? Dan heb ik ook werkvormen voor je om in de klas te gebruiken, om te starten met stilstaan en te praten over hoe dat is. De werkvormen zijn gebaseerd op Acceptance and Commitment Training (ACT). Kijk op www.act2go.nl De woordparen die ik hier gebruikt hebt, hoorde ik in de podcast Onderwijs leiden met hart en ziel #28, waarin pedagoog Joop Berding wordt geïnterviewd n.a.v zijn boek Opvoeding en onderwijs tussen geduld en ongeduld . Ik kan de podcast van harte aanbevelen.