ACT en het piekerpantser
Imke De Graaf • 30 mei 2019
Ik hoor nogal eens van leerlingen of cliënten dat ze zoveel piekeren. Ze liggen ’s nachts te malen en slapen daardoor slecht. De meesten van hen zien piekeren als een automatisch en ongewenst gevolg van hun zorgen. Het idee dat het piekeren een functie heeft, dat het iets is waar je als mens, vaak onbewust, voor kiest, geeft een gesprek een nieuwe ingang.
Er was eens een meisje. Ze vond de wereld groot en eng. Echt een plek om in te verdwalen. Een route leek er niet te zijn. Alle bordjes die de weg aangaven wezen een andere kant op. Het maakte haar heel onzeker. Ze schuifelde door de wereld, zonder enig idee waar ze was en waar ze naartoe moest. Op een dag zag ze een groot, glimmend ding in het gras liggen. Een piekerpantser! Enthousiast trok ze het aan. Wat handig, een mobiele schuilplek! Van de buitenkant leek het meisje op een zilveren iglo met kleine voetjes eronder.
Het piekerpantser was zwaar en zat ongemakkelijk, maar het voelde veilig. En het werkte meteen. Het meisje zag de route die ze afgelegd had voor zich, en alle alternatieve routes die ze had kunnen nemen. Ze zag waar ze naar toe zou kunnen gaan, en wat er dan allemaal zou kunnen gebeuren. Met het pantser kon ze nu alle routes uitproberen om uiteindelijk de beste te kiezen.
De zilveren iglo kwam niet van zijn plek. Lopen ging niet met dat logge gewicht, en trouwens, er waren steeds nieuwe routes om te overwegen. Het meisje werd moe en het pantser zakte een beetje omlaag, over haar ogen.
Wat maakt dat het meisje het pantser aantrekt? Wat vindt ze er fijn aan? Helpt het pantser haar? Hoe kan het meisje haar weg vinden? Wat zou je haar adviseren?
Ons verstand stelt ons in staat de wereld te duiden, verbanden te leggen, risico’s in te schatten, oordelen te vellen. Het waarschuwt voor gevaar en adviseert in lastige situaties, en vergroot zo onze veiligheid. Heel handig. We maken er de hele dag door dankbaar gebruik van. Ook wanneer we in een bedreigende situatie terechtkomen waar we geen invloed op hebben, zetten we ons verstand in. Het gaat nóg harder zijn best doen dan anders om grip te krijgen op de situatie, zodat we ons weer veilig voelen. En dus draaien we urenlang dezelfde gedachten af (‘als ik nou…..’ en ‘had ik maar….’). Dit mentale tijdreizen geeft een gevoel van controle; er dreigt misschien gevaar, maar je dóet er iets aan. Het piekeren wordt een soort pantser.
Met behulp van ACT (Acceptance and Commitment Therapy) kun je leren naar je pantser te kijken. Je kunt leren om te gaan met het gevoel dat je krijgt als je ongepantserd rondloopt. Met ACT kun je erachter komen in welke richting je wilt vertrekken, ook zonder te weten wat er na de bocht zal zijn, en daar genoegen mee te nemen.
Wie zich in het meisje herkent en ook soms voelt dat het piekerpantser elke stap vooruit onmogelijk maakt, kan ervoor kiezen het pantser terug te leggen in het gras. Te gaan lopen, zonder route en met onzekerheid. Dat is eng, ja. En misschien ook mooi, uitdagend of inspirerend. Bovendien, de binnenkant van die zilveren iglo heb je op een gegeven moment ook wel gezien.
Dit delen:

Jaren geleden werd ik heel ziek tijdens een droomvakantie naar Madagaskar. Als ik daaraan terugdenk zie ik de allerliefste piepjonge en beeldschone, in roze gestoken verpleegstertjes boven mijn bed zweven en voel ik de angst. Wat me het meest is bijgebleven van mijn terugreis naar Nederland is het gevoel van de gladde wegen in de taxi van het vliegveld naar huis. Het stond voor veiligheid, zekerheid, en het vertrouwen dat het weer goed zou komen. Thuis, Nederland, waar alles geregeld is. Ik had nooit eerder zo’n diep gevoel van dankbaarheid ervaren voor de staat van onze infrastructuur. Ik wil maar zeggen: soms gebeurt er iets waardoor je alles anders gaat bekijken en ineens heel blij bent met iets dat er altijd al was. Omdat een mens, of in ieder geval ik, dit soort waardevolle lessen snel vergeet, geeft het leven je meerdere kansen om te leren. Afgelopen zomer stond weer een droomvakantie gepland. Ik had een sabbatical genomen van begin schooljaar tot kerst en met de zomervakantie erbij konden mijn man en ik een half jaar reizen. Het afscheidsetentje met de kinderen was al achter de rug; de spullen stonden klaar in de gang. Laat ik het vervolg samenvatten door te zeggen dat het sabbatical werd omgezet in ziekteverlof en dat mijn man en ik wel een half jaar hebben gereisd, maar dan metaforisch gezien, door de medische wereld. Gisteren zat ik bij de bedrijfsarts, om te bespreken of ik weer klaar was om les te geven. Ik vertelde dat ik even de klas in gegaan was om mijn mentorleerlingen te zeggen dat ik terugkwam, en dat ik meteen daarna de wc was ingedoken omdat ik moest huilen. Hij vroeg waarom en ik kwam niet veel verder dan ‘omdat ik dacht…ik ben er weer. Ze zaten ook allemaal zo lief te kijken.’ En toen wist ik het zelf ook weer. Ik ben nog niet de oude en zie op tegen de werkdruk, de stress rondom allerlei organisatorische veranderingen en de onvoorspelbaarheid van een klas. Ik ben bang dat ik focus mis en te emotioneel reageer als het tegenzit. Maar die school, dat is mijn plek. Werken met zo’n club vijftienjarigen, al die individuen die me nieuwsgierig maken en blijven uitdagen, vind ik het allermooist. En als ik dan hoor ‘Hééé mevrouw! Bent u er weer! We hebben u gemist!’ dan voelt dat net als toen met die gladde weg. Kom maar op, 2026.

Op een familieweekend zag ik mijn dochters (20 en 22) ineens een heel andere versie van ‘Wie is het?’ spelen. Ze stelden elkaar vragen die niets met uiterlijk te maken hadden zoals ‘Eet deze persoon vaak een emmer kip van KFC?’ of ‘Heeft de jouwe een huis vol planten?’. Het gemak waarmee ze na elke ‘ja’ of ‘nee’ personen begonnen weg te klappen was hilarisch en tot mijn verbazing lukte het een paar keer de juiste persoon te kiezen. Zo niet, dan zaten ze er heel dichtbij en volgden uitroepen als ‘Natuurlijk zit zij niet bij een leesclub! Kijk dat haar!’ We stoppen mensen in hokjes, dichten ze eigenschappen, hobby’s, voorkeuren of overtuigingen toe op basis van hun uiterlijk. Dat is evolutionair zo bepaald. Het is heel nuttig, dat we dit kunnen. Zo zien we snel wie ‘onze mensen’ zijn en wie niet. Een juiste inschatting of iemand tot de veilige groep behoorde was in de prehistorie van levensbelang. Snel kunnen oordelen hielp ons overleven. Nu de groep, zeker na de komst van het internet, onoverzichtelijk groot geworden is, helpt het indelen van mensen ons de complexiteit van de wereld te beheersen. Het geeft een gevoel van orde en het vergemakkelijkt samenwerking en het opbouwen van relaties binnen onze eigen groep. We stoppen mensen in hokjes en dat geeft niks, zolang we ons ervan bewust zijn dat we dat doen. Dan kunnen we geregeld stilstaan bij onze aannames om meer te leren over de bril waarmee we kijken, om hem vervolgens af te zetten. Actief streven naar nuance, met nieuwsgierigheid als grondhouding. Het baart mij grote zorgen dat het identiteitsdenken in deze tijden van polarisatie onder jongeren aan kracht lijkt te winnen. De focus op gedeelde ervaringen of kenmerken binnen een groep, zoals ras, gender, religie of seksualiteit, kan belangrijk zijn voor een gemeenschappelijke strijd en er is veel om voor te strijden. Er is systemisch onrecht, elke dag sterven onschuldige mensen, het lijden is groot. Ik hou van betrokken jonge mensen die zich zorgen maken over het lijden van anderen en de toekomst van onze planeet en die willen vechten voor een betere wereld. Maar de manier waarop, met deze focus op één kenmerkend aspect, leidt er toe dat mensen gereduceerd worden tot die ene identiteit. Palestijn, Jood, boer, klimaatactivist, et cetera. De ‘wij’ of de ‘zij’. Verschillen worden uitvergroot en stereotyperingen en vooroordelen versterkt. Precies wat we niet nodig hebben. Op school ervaar ik dat, alle goede bedoelingen ten spijt, het prioriteren van diversiteit en inclusiviteit op de manier waarop dat de laatste jaren gebeurt niet bijdraagt aan meer begrip voor elkaar. De strijd voor maatschappelijke verandering en emancipatie van minderheden wordt te vaak ideologisch gevoerd. Ik zie leerlingen die bang zijn hun mening te geven, omdat het een 'verboden' mening kan zijn. Laatst twijfelde een leerling midden in zijn zin, toen hij het had over een 'bl...b...coloured man'. Bij een les over gendergelijkheid was de irritatie in de groep voelbaar. Niemand bleek aan gelijke kansen en keuzes voor man en vrouw te denken. Gender stond alleen voor genderidentiteit. Ik heb collega's die klachten krijgen over grapjes, via ouders en directie. Leerlingen groeien niet op in een vacuüm. En onze kinderen groeien nu op in een klimaat dat niet bevorderlijk is voor kritisch denken, voor een open houding en een uitgesteld oordeel. Walt Whitman zei het al in zijn Song of Myself in 1855, ver voor het spel 'Wie is het?' bestond: ‘I am not contained between my hat and my boots’ since ‘[in] all people I see myself’. We kunnen allemaal iets van onszelf in de ander, elke ander, herkennen. We hebben meer gemeen dan we van elkaar verschillen. En niemand van ons is te reduceren tot één aspect van zijn wezen. Als je mij vrouw noemt, of wit, of Nederlands, of docent, weet je niet wie ik ben. Al deze kenmerken zijn belangrijk voor wie ik geworden ben en hebben elke dag invloed op de bril waarmee ik mezelf en de wereld zie, maar ze vertellen niet mijn hele verhaal. Ik hou van quinoasalade en carnaval, van filosofie en B&B Vol Liefde, van achtbanen en de hei. De bekendste regel uit het gedicht van Whitman luidt ‘Do I contradict myself? Very well then I contradict myself, (I am large, I contain multitudes)’. Dat geldt voor iedereen en dat is prachtig. Het maakt nieuwsgierig. Hoop ik.